“Kennen jullie Vincent? Vincent is zo lief!” Een overduidelijk klein en tenger Indisch meisje kwam zich spontaan vermengen in de groep. Er werd een halfvolle fles witte wijn op tafel gezet. We waren met een hand vol gezelschap en hadden halve tafel in beslag genomen pal naast de zweefdraaimolen die als een bezetene werd geconfiskeerd om het uiterste van Newton op te zoeken. Het was een uur of elf op de openingsavond van ‘De Parade’ in Utrecht.
Later die avond kwam het Indische meisje een sigaretje bietsen en keek naar mij en vroeg me op de man af: ‘Wat is jouw afkomst?’
“Indonesisch,” zei ik.
Ze keek vertwijfeld..
Vrolijke Charlie, de kersverse hoofdredactrice van Indisch3.nl, kwam meteen interrumperen voor ik antwoord kon geven en zei:
“Nee joh! Armando is een Indo van HoezoIndo en ik ben van Indisch3, want ik kan eindelijk zeggen dat ik hoofdredactrice ben!! (met de armen in de lucht) Hier wacht, ik geef je een kaartje, moet je maar eens op de site kijken.”
Ohw, wat een zieltjeswinner is ze toch.. die Charlie.
‘Maar waarom zeg je dan dat je Indonesisch bent!’ zei het tengere meisje lichtelijk verbaasd.
Ik moest lachen en voelde me betrapt en ik zei ‘Jaaaa! Klopt.. is ook zo ik ben een INDO, ik ben INDISCH ja! Je hebt gelijk, ik ben niet Indonesisch.’
Maar waarom ik dat in eerste instantie zei denk ik nog even over na, want ik koos mijn afkomst toch wel bewust.
Wilde ik uitleg besparen? Wilde ik haar in het ongewissen laten?
Ik had het in de auto met Jeff even over (een mede bewuste Indo) en hij zegt ook: ‘Ja, dat moeten we niet meer doen. We zijn 100% INDO.’ Het deed me terug denken een van de vele honderden interviews die ik heb bijgezeten van een INDO-AFRIKAAN (Belanda-Hitam). Die zei vroeger in Indië ook uit gemak dat hij Molukker was omdat mensen zijn uiterlijk net even anders vonden en dat bespaarde hem veel uitleg.
Maar heeft die situatie iets te maken met mijn antwoord? Zelf ben de eerste twintig jaar opgegroeid in het noorden van Nederland en heb op tien verschillende (blanke) basisscholen gezeten. En meestal als een van de weinige kleurlingen van de klas zei ik gewoon dat ik Indonesisch was. En dat was het.
De enige vervolgvraag die ik wel eens had was: ‘Ow dan kookt je moeder vast veel Indonesisch he?’ Ik zei dan altijd: ‘Mwa, nee hoor dat valt wel mee. Meestal aardappelen, groenten en vlees.’
Hoe zit dat bij jou?
Nu ik de afgelopen zeven jaar de term INDO zo goed heb leren kennen en weet ik nu voor 100% wat voor identiteit dat betekent. Waarom zeg ik dan dat ik Indonesisch ben?
Ik ken mezelf langer dan vandaag en het zou best wel eens kunnen voorkomen dat ik nog wel een keer uitkraam dat ik Indonesisch ben.
Ik heb niet de expliciete drang om mezelf nodig te verkondigen dat ik zo’n unieke mixbloed ben en dan rest mij de volgende vraag: Hoe belangrijk is het dat een ander weet welke afkomst je hebt? Hoe belangrijk is het om het mede indo’s te delen welke afkomst je hebt? Ik weet wat ik ben en ik kan ook zeggen dat ik Fillipijns ben, dat verandert mijn afkomst niet.
Maar ik ben wel nieuwsgierig als ik een mede Indo zie in hoeverre hij/zij dan bewust is van zijn afkomst net als het tengere meisje. Dus stel ik nu jou de vraag: Hoe ga jij om met deze vraag in soortgelijke situaties? Verkondig je vol trots dat je Indo of Indsich bent? En leg je dan uit hoe dat inelkaar steekt? Of geef je misschien verschillende antwoorden in verschillende situaties?
Of ben ik de enige die er zo over denkt?
Soms, als mensen mij vragen over mijn afkomst, vraag ik ze om het te raden. Vaak krijg ik dan Turk, Jood of Mexicaan te horen. Als mensen aan mij zien dat mijn afkomst toch een stuk oostelijker ligt dan dat, is het algauw Chinees of Japans. (Dat laatste zorgde zelfs voor willekeurige reacties van vreemden tijdens de laatste FIFA wereldkampioenschap nadat Japan verloor van Nederland). Het is niet vaak dat mensen mij herkennen als een Indo. Nadat ik mijn Indo zijn heb onthuld heb ik ook niet de drang om de geschiedenis of de mix van volkeren waaruit ik besta uit te leggen, behalve als er domme vragen worden gesteld. “Hoe lang woon je dan al in Nederland?” “Aha, dus je bent Molukker?” (want die halen wel eens het nieuws) Ook is mij een keer gevraagd naar welke moskee ik ga.
Het woord ‘Indo’ betreft tegenwoordig alles wat met Indonesië te maken heeft; niet alleen de mensen van gemengd bloed. Ik zou mezelf ook Indisch kunnen noemen, maar daarbij denken veel mensen aan een ander land – India. Soms moet je dingen wel gaan uitleggen vanwege de onwetendheid van mensen.
Soms, als mensen mij vragen over mijn afkomst, vraag ik ze om het te raden. Vaak krijg ik dan Turk, Jood of Mexicaan te horen. Als mensen aan mij zien dat mijn afkomst toch een stuk oostelijker ligt dan dat, is het algauw Chinees of Japans. (Dat laatste zorgde zelfs voor willekeurige reacties van vreemden tijdens de laatste FIFA wereldkampioenschap nadat Japan verloor van Nederland). Het is niet vaak dat mensen mij herkennen als een Indo. Nadat ik mijn Indo zijn heb onthuld heb ik ook niet de drang om de geschiedenis of de mix van volkeren waaruit ik besta uit te leggen, behalve als er domme vragen worden gesteld. “Hoe lang woon je dan al in Nederland?” “Aha, dus je bent Molukker?” (want die halen wel eens het nieuws) Ook is mij een keer gevraagd naar welke moskee ik ga.
Het woord ‘Indo’ betreft tegenwoordig alles wat met Indonesië te maken heeft; niet alleen de mensen van gemengd bloed. Ik zou mezelf ook Indisch kunnen noemen, maar daarbij denken veel mensen aan een ander land – India. Soms moet je dingen wel gaan uitleggen vanwege de onwetendheid van mensen.
Wat is Indisch-zijn dan? Zelf ben ik van Nederlands-Indische afkomst, een Indo (en soms zelfs wel ‘In Nederland Door Omstandigheden’), met een voet in de sawah en een klomp in de polder. Of eigenlijk Javaans-Chinees-Nederlands-Vlaams om precies te zijn. Sowieso ‘campur’ dus.
Ben wel ‘bewust Indisch’ opgevoed: je was anders, je gedroeg je anders, in ieder geval ‘beter dan die Belanda’s’. Die hadden helemaal geen manieren! Geen grote mond, geen tegenspraak, geen discussie. Iedereen zo oud als je moeder was ‘u’, je was voorbeeldig, niet rennen of gillen, vooral niet opvallen. Je hielp vanaf kleinsaf aan mee in de keuken (uren, dagen doorgebracht in ienie-mienie keukens met ontelbare Tantes voor weer een of andere selamatan en als je je gedeisd hield mocht je meehelpen en had je als eerste de beste hapjes en de meest verse roddels!!); ben meer dan trots op mijn eigengemaakte bumbu’s! Moeders wil was wet en als dat niet hielp was er oma, een half-godin, die je wel weer op het rechte pad kreeg door alleen maar te kuchen of je aan te kijken. Dan hield je je wel weer gedeisd voor een maand. Maar wel de allerliefste oma in de wereld! Je wachtte netjes op je beurt, je weigerde beleefd als ze je vroegen of je wat wilde eten of drinken. Drie keer weigeren, het ultieme beleefd zijn. Totdat je niets meer krijgt van die normaal toch wel lieve Belanda-buurvrouw.
Als uitleg van mijn moeder kreeg ik te horen dat ‘we in Nederland wonen’ en ‘hier zijn ze nou eenmaal anders’. Pas je aan. Punt. Dus binnenshuis en ‘onder ons’ telden de regels van ca. 1930 uit Nederlands-Indië, buitenshuis knalden de jaren negentig uit hun voegen. Kom daar maar uit in je pubertijd!
En natuurlijk Tante Lien (te dòl); de Gordel van Smaragd was in de huiskamer, tussen de ficussen-met-cactus (om de geesten in de plant te houden) en houtsnijwerkbeeldjes. 365 Tantes, erg prettig maar moeilijk uit te leggen aan anderen. Maleis werd er in de familie alleen maar gesproken als er oorlog was. Maar dan ook echt oorlog.
Je bereikt je doel niet door rechtstreeks te zijn, maar via de kinderen, kleinkinderen, de gezondheid van de vrouw van wie je wat wil, door via Groningen, Wassenaar en Breda naar Amersfoort te gaan. Nee bestaat niet; ja kan dus ‘ja’ of ‘nee’, of ook ‘misschien’ of ‘wellicht ooit’ betekenen. Je had de intentie wel, maar ach, sudah! Je zegt ook niet wat je echt wil, je zegt wat je denkt dat voor een ieder het beste is, geruisloos en zonder morren (ja, later, thuis, als het al voorbij is. Erg frustrerend voor totok-echtgenoot, ‘zeg nou gewoon wat je wil’).
Goena-goena en bijgeloof was een onderdeel van het leven, ruikbaar, voelbaar maar onbesproken.
Wat is blijven hangen is wel het “Indisch (ver)zwijgen’: wat je niet wil bespreken, waar je ‘malu’ over bent, bestaat niet en valt dus simpelweg niet te bespreken.
Oma was een half-godin, maar als die boos op je was dan was het uit, game over. Bij de hele familie. Je was lucht. Totdat je je plaats weer wist. Soort van top-level struisvogelpolitiek.
Ondanks een totok als vader, 12 jaar getrouwd te zijn met een totok (relatie met een Indo per definitie uitgesloten, te gecompliceerd!) ben ik soms nog steeds verbaasd over ‘die Belanda’s ‘: hoe ongenuanceerd ‘ze’ soms kunnen zijn, hoe ‘brutaal’. Mijn tante’s (2e generatie) noemen mij (3e generatie) de meest Indische van de familie. Ben ik misschien ook wel.
Tot een zekere hoogte. Zwijg vaak wel (maar mijn ogen niet) maar ben toch wel totok genoeg om niet meer het gras voor mijn voeten weg te laten maaien. Of het klakkeloos eens zijn met een ‘tante’ is er ook niet meer bij. Voor mijn neven en nichten (3e- en 4e generatie) ben ik echt wel ouderwets Indisch, ik vind ze ‘totok’.
Ben nu heel erg blij met mijn gemengde afkomst, fusion, pas me snel en behendig aan, kan me makkelijker, lijkt het, verplaatsen in een ‘allochtoon/ buitenlander/ andersdenkende’ wat mij veel voordeel oplevert. Maar ‘nee’ is ‘nee’ en toch niet ook ‘misschien’.
Ben trots een halve ‘allochtoon’ te zijn; met een voet in de sawah en een klomp in de polder.
Dank, Mooi stuk!
(Eerder een eigen blog waard?)
Beste Armando,
Mochten jullie nog iemand zoeken, houd ik me graag aanbevolen!
Selamat jalan,
GG
ik tweet je reactie, dank voor je aanbod zullen het zeker overwegen!
Wat is Indisch-zijn dan? Zelf ben ik van Nederlands-Indische afkomst, een Indo (en soms zelfs wel ‘In Nederland Door Omstandigheden’), met een voet in de sawah en een klomp in de polder. Of eigenlijk Javaans-Chinees-Nederlands-Vlaams om precies te zijn. Sowieso ‘campur’ dus.
Ben wel ‘bewust Indisch’ opgevoed: je was anders, je gedroeg je anders, in ieder geval ‘beter dan die Belanda’s’. Die hadden helemaal geen manieren! Geen grote mond, geen tegenspraak, geen discussie. Iedereen zo oud als je moeder was ‘u’, je was voorbeeldig, niet rennen of gillen, vooral niet opvallen. Je hielp vanaf kleinsaf aan mee in de keuken (uren, dagen doorgebracht in ienie-mienie keukens met ontelbare Tantes voor weer een of andere selamatan en als je je gedeisd hield mocht je meehelpen en had je als eerste de beste hapjes en de meest verse roddels!!); ben meer dan trots op mijn eigengemaakte bumbu’s! Moeders wil was wet en als dat niet hielp was er oma, een half-godin, die je wel weer op het rechte pad kreeg door alleen maar te kuchen of je aan te kijken. Dan hield je je wel weer gedeisd voor een maand. Maar wel de allerliefste oma in de wereld! Je wachtte netjes op je beurt, je weigerde beleefd als ze je vroegen of je wat wilde eten of drinken. Drie keer weigeren, het ultieme beleefd zijn. Totdat je niets meer krijgt van die normaal toch wel lieve Belanda-buurvrouw.
Als uitleg van mijn moeder kreeg ik te horen dat ‘we in Nederland wonen’ en ‘hier zijn ze nou eenmaal anders’. Pas je aan. Punt. Dus binnenshuis en ‘onder ons’ telden de regels van ca. 1930 uit Nederlands-Indië, buitenshuis knalden de jaren negentig uit hun voegen. Kom daar maar uit in je pubertijd!
En natuurlijk Tante Lien (te dòl); de Gordel van Smaragd was in de huiskamer, tussen de ficussen-met-cactus (om de geesten in de plant te houden) en houtsnijwerkbeeldjes. 365 Tantes, erg prettig maar moeilijk uit te leggen aan anderen. Maleis werd er in de familie alleen maar gesproken als er oorlog was. Maar dan ook echt oorlog.
Je bereikt je doel niet door rechtstreeks te zijn, maar via de kinderen, kleinkinderen, de gezondheid van de vrouw van wie je wat wil, door via Groningen, Wassenaar en Breda naar Amersfoort te gaan. Nee bestaat niet; ja kan dus ‘ja’ of ‘nee’, of ook ‘misschien’ of ‘wellicht ooit’ betekenen. Je had de intentie wel, maar ach, sudah! Je zegt ook niet wat je echt wil, je zegt wat je denkt dat voor een ieder het beste is, geruisloos en zonder morren (ja, later, thuis, als het al voorbij is. Erg frustrerend voor totok-echtgenoot, ‘zeg nou gewoon wat je wil’).
Goena-goena en bijgeloof was een onderdeel van het leven, ruikbaar, voelbaar maar onbesproken.
Wat is blijven hangen is wel het “Indisch (ver)zwijgen’: wat je niet wil bespreken, waar je ‘malu’ over bent, bestaat niet en valt dus simpelweg niet te bespreken.
Oma was een half-godin, maar als die boos op je was dan was het uit, game over. Bij de hele familie. Je was lucht. Totdat je je plaats weer wist. Soort van top-level struisvogelpolitiek.
Ondanks een totok als vader, 12 jaar getrouwd te zijn met een totok (relatie met een Indo per definitie uitgesloten, te gecompliceerd!) ben ik soms nog steeds verbaasd over ‘die Belanda’s ‘: hoe ongenuanceerd ‘ze’ soms kunnen zijn, hoe ‘brutaal’. Mijn tante’s (2e generatie) noemen mij (3e generatie) de meest Indische van de familie. Ben ik misschien ook wel.
Tot een zekere hoogte. Zwijg vaak wel (maar mijn ogen niet) maar ben toch wel totok genoeg om niet meer het gras voor mijn voeten weg te laten maaien. Of het klakkeloos eens zijn met een ‘tante’ is er ook niet meer bij. Voor mijn neven en nichten (3e- en 4e generatie) ben ik echt wel ouderwets Indisch, ik vind ze ‘totok’.
Ben nu heel erg blij met mijn gemengde afkomst, fusion, pas me snel en behendig aan, kan me makkelijker, lijkt het, verplaatsen in een ‘allochtoon/ buitenlander/ andersdenkende’ wat mij veel voordeel oplevert. Maar ‘nee’ is ‘nee’ en toch niet ook ‘misschien’.
Ben trots een halve ‘allochtoon’ te zijn; met een voet in de sawah en een klomp in de polder.
Dank, Mooi stuk!
(Eerder een eigen blog waard?)
Beste Armando,
Mochten jullie nog iemand zoeken, houd ik me graag aanbevolen!
Selamat jalan,
GG
ik tweet je reactie, dank voor je aanbod zullen het zeker overwegen!
Nee mijn antwoord bestaat uit slechts 4 woorden: “Ik ben gewoon Indo” 🙂
Nee mijn antwoord bestaat uit slechts 4 woorden: “Ik ben gewoon Indo” 🙂
Ik ben indo en heb dat altijd geweten doordat wij als kind veel met de indo familie waren, mijn vader is geboren in Ned-indie, dus dan weet je het wel. Opgegroeit met veel familie en vele tantes, lekker eten, indisch eten, dat is mijn eten. Ik ben niet de hele tijd met mijn indisch zijn bezig, maar het is wel mijn identiteit, wie ik ben. Ik voel me thuis bij andere indo’s, ik herken de familieverhalen en de sfeer. Maar ja, ik ben zo putih als wat, dat vind ik niet erg hoor. Maar ik stoor me er vreselijk aan als mensen elke keer weer mijn eigen cultuur en mijn eigen eten aan me gaan uitleggen alsof het geheel onbekend is voor me. Vreselijk irritant. Om die lange uitleg te stoppen zeg ik dan maar gelijk dat ik een indo ben. Maar dat wordt niet geaccepteerd. Dat wordt dan uitgelegd als dat ik een hollandse ben die graag anders wil
zijn. Meestal door hollanders maar ook een keer door een indo. Zo zei een indo eens (toen ik zei indo te zijn): “Gek is dat van jullie Hollanders dat jullie het nooit leuk vinden als je zegt dat je een Hollander bent.” Terwijl hij zichzelf nooit een Hollander zou noemen maar altijd zegt dat hij indo is. Maar ja dat is natuurlijk “heel wat anders” want hij IS een indo….en ik dan? Waarom mag ik dan niet gewoon zijn wie ik ben? Omdat ik wit ben? Ook komt soms de vraag wat er dan mis is met “gewoon” Hollands, of waarom ik me dan anders voel…. *zucht*, ik “voel” me niet anders, er is niks mis met hollands… ik BEN gewoon een indo.. sorry, ik kan er ook niks aan doen.
indonesisch: asli, echte indonesiers. indisch: kolonialen, kunnen ook blanken zijn. indo’s : kinderen van de laatste groep Indische mensen, die toen indonesie ontstond wegtrokken naar holland. vaak gemixt, maar hoeft niet perse. kind van een asli en een blanke is volgens mij geen indo, maar een halve indonesier/ halve nederlander. is daar een naam voor? als je opzoekt zie je dat deze termen trouwens niet helemaal vaststaan. maar zoals hierboven gebruik ik en mijn familie de benamingen. als ik het fout heb, verbeter mij . ik wil het graag weten.
Naar ons gegeven bestonden er geen Indonesiers voor 1945 in Nederlands-indie. Zij werden ‘Inlanders’ genoemd. Als zij een kind kregen met een Totok of Belanda en het kind werd erkend door de belanda famile dan heb je inderdaad te maken met een Indische of in de volksmond een Indo. Als anno nu een Nederlander en een Indonesier een kind zouden krijgen dan is dat naar onze mening geen Indische kind of een Indo, maar een halve indonesier/nederlander inderdaad, want wat de Indo’s onderscheidt is dat zijn weg moesten en kozen om naar nederland te gaan en vanwege die gemixte indentiteit een keuze moesten maken. Ook zij werden gezien en uitgescholden als Indo (gemengdbloedige) Daar is Nu geen sprake van als Nederlanders en Indonesiers samen gaan.Maar als de Indonesier in de tak van de familie Indische roots heeft zitten met nederlandse of europese als stamvader dan is dit een Indonesier die een Indonesisch staatsburgerschap heeft..dus het zit em wel in het bloed en is dus eigenlijk indisch. Alle nakomelingen met een Indo als stamvader in de stamboom zijn Indisch, hoe vermengt ze ook zijn. 1/64 indo is ook 100% indo.. dus de benaming is: je bent indo of je bent het niet.